Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [21]Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, [22]dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans [23]jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt. 21. Met deze lieflijke aanspraak zoekt hij Saul te bewegen, dat hij afstand zou doen van zijn kwaad voornemen. 22. Dat is, dat ik tegen uw persoon niets kwaads heb bedacht, of voorgenomen met mijn hand te doen. 23. Te weten, gelijk de jagers het wild naspeuren, hetzelve najagende door bossen en op het veld, op bergen en in dal. Zie boven, vs.3, en hfdst.26 vs.20.